U gebruikt een verouderde browser. Update uw browser voor een betere en veiligere ervaring.update

Moet een school de letselschade van een gymongeval vergoeden?

Een 13-jarig meisje komt tijdens de gymles ongelukkig met haar hand naast de mat op de grond terecht. Zij moest via een spreidsprong over een bok heen springen. Achter de bok lag slechts een dun matje. Er stond niemand achter de bok om haar op te vangen. Zij verliest haar evenwicht en valt met haar hand op de grond naast de mat. In het ziekenhuis bleek haar pols te zijn gebroken. Wat een ‘gewone’ breuk leek, liep uit tot blijvende letselschade.

Indien zich een gymongeval voordoet en een leerling als gevolg hiervan letselschade oploopt, kunnen de ouders de leraar en/of de school aansprakelijk stellen. Hieronder leest u aan welke zorgplicht de docent moet voldoen.

De zorgplicht van de school

Scholen en leraren hebben een bijzondere zorgplicht. De zorgplicht is gericht op de gezondheid en veiligheid van de leerlingen. Het betreft een inspanningsverplichting. Ten aanzien van de zorgplicht die ziet op het bewegingsonderwijs, dient er een onderscheid te worden gemaakt tussen de sport- en spelsituatie en bewegingsonderwijs op school. De zorgplicht ten aanzien van sport- en spelsituaties komt in dit artikel niet aan bod, gezien het in dit artikel gaat om de verhouding tussen de school en de leerling. Op basis van de jurisprudentie kan de zorgplicht voor bewegingsonderwijs als zwaarder worden gekwalificeerd. Er is een grotere kans op schade en een grotere kans op (ernstig) lichamelijk letsel.

Het handelen van de docent

Het handelen van de docent wordt onder de loep genomen na een gymongeval. Doorgaans wordt zijn handelen getoetst aan de kelderluikcriteria.[1] In het bewegingsonderwijs geldt echter eerst de overkoepelende norm voor de zorgplicht. In de jurisprudentie is de volgende norm ontwikkeld voor beroepsbeoefenaren: ´Heeft de docent de zorg betracht die een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot in gelijke omstandigheden zou betrachten?’ Of een docent aan de norm heeft voldaan, wordt veelal beoordeeld door een vakgenoot.

De zorgplicht onderverdeeld in drie fasen

Op grond van de jurisprudentie verdeelt Paijmans de zorgplicht ten aanzien van het bewegingsonderwijs in drie fasen, te weten: de voorzorgsfase, de uitvoeringsfase en de nazorgfase.[2]

De fase van voorzorg ziet op het voorkomen en beperken van schade als gevolg van een ongeval. In dit geval dient de docent bevoegd te zijn om les te geven. De oefening moet geschikt zijn voor de leerlingen. Er moeten voldoende instructies worden gegeven. Er moet voldoende toezicht zijn. Daarnaast dient de docent ervoor te zorgen dat het landingsvlak voldoende is om een eventuele val te breken.

In de uitvoeringsfase gaat het om het handelen van de docent tijdens de gymles. De docent moet voldoende toezicht houden en dient in te grijpen waar nodig. Daarnaast moet de docent zich onthouden van onverantwoord handelen.

In de fase van de nazorg ziet op de zorg van de docent nadat het letsel is ontstaan. De docent dient adequaat te reageren. De docent dient zich te onthouden van handelingen die het letsel van de leerling kunnen vergroten.

Terug naar de casus

In de geschetste casus zal een vakgenoot moeten beoordelen of er achter de bok een dikkere en/of bredere mat had moeten te liggen, dan wel of er helpers achter de bok ingezet hadden moeten worden.

In dit geval lijkt de zorgplicht in de fase van de voorzorg te zijn geschonden. De docent had ofwel bredere matten in moeten zetten, dan wel achter de bok een helper in moeten zetten. Een docent dient immers ervoor te zorgen dat het landingsvlak voldoende is om een eventuele val te breken. Het inzetten van een leerling als helper achter de bok, had mogelijk de schade van het 13-jarige meisje al kunnen voorkomen. Blijkens het Hof Arnhem is het niet relevant dat vangers/helpers niet in alle gevallen voldoende zijn om schade te voorkomen of te beperken.[3]

Meer informatie over letselschade en vergoedingen bij ongevallen? Neem contact op met een ervaren letselschade advocatenkantoor.

[1] HR 5 november 1965, LJN AB7079, NJ 1966/136 (Kelderluik). ‘Of gevaarzetting onrechtmatig is hangt af van de mate van waarschijnlijkheid waarmee niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid kan worden verwacht, de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en de mate van bezwaarlijkheid van te nemen veiligheidsmaatregelen’.

[2] B.M. Paijmans, De zorgplicht van scholen, Deventer: Kluwer 2013 , p. 274.

[3] Hof Arnhem 30 november 1999, VR 2000, 157.


Meer informatie over onze dienstverlening bij letselschade?

René Toxopeus

Een vuist maken, het recht laten zegevieren! Dat klinkt groots. Maar voor mij is dat het mooiste van mijn vak. Een maximale verdediging van de financiële belangen van mijn cliënt, daar ga ik voor.

Neem contact op